Aanhouden of opheffen van uw bv?

Tijdens uw loopbaan als ondernemer kunnen er diverse redenen zijn waarom u voor een bv als rechtsvorm kiest. Bijvoorbeeld om de totale belastingdruk op bedrijfswinsten te beperken. Of om aansprakelijkheid van uw privévermogen zo veel mogelijk te vermijden.
Maar wat als u gestopt bent met ondernemen? Is het dan nog wel handig om de bv te behouden? Dit hangt met name af van de functie(s) die uw bv vervult. Maar ook van de omvang en samenstelling van het vermogen van de bv.
Functies van de bv
Ook nadat uw bedrijfsactiviteiten gestopt zijn, kan uw bv nog diverse functies hebben. Daarbij kunt u onder andere denken aan:
- Beleggen van opgepotte winstreserves
- Verstrekken van hypotheken e.d. aan u privé of andere familieleden
- Uitvoeren van pensioen- en lijfrenteverplichtingen
- Spaarpot voor privé-(spaar)gelden
Voordelen moeten opwegen tegen kosten
Beleggen binnen de bv of privé?
Door bedrijfswinsten in de bv op te potten en/of door verkoop van uw bedrijf, neemt het eigen vermogen van de bv toe. Op dit vermogen rust nog een inkomstenbelastingclaim (box 2). De vraag die dan opkomt is of het wellicht voordeliger is om dividend uit te keren en privé (box 3) verder te beleggen. Door middel van berekeningen kan men aantonen dat dit alleen het geval is als de bv structureel een hoog rendement behaalt. Veelal is het fiscaal gunstiger om binnen de bv te blijven beleggen. Dividend uitkeren kan natuurlijk wel wenselijk zijn als u bepaalde grote uitgaven privé wilt doen en daarvoor privé de middelen niet beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld als u grotere schenkingen wilt doen aan uw kinderen.
Oudedagsvoorzieningen in de bv
Sinds 1 juli 2017 is het niet langer toegestaan om in uw eigen bv pensioen op te bouwen. Veel directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) hebben van de mogelijkheid gebruikgemaakt om het pensioen bij hun bv met een bepaalde korting af te kopen, waardoor de pensioenverplichting is afgewikkeld. Anderen hebben het pensioen – tegen de fiscale waarde – omgezet in een ‘oudedagsverplichting’. En weer anderen hebben ervoor gekozen om de bestaande pensioenverplichting te handhaven en te ‘bevriezen’. In de laatste twee gevallen heeft de bv dus nog de verplichting om (in de toekomst) uitkeringen te doen. Ook komt het voor dat de bv een (lijfrente)verplichting heeft, die is ontstaan bij omzetting van een vroegere eenmanszaak in de bv.
De aanwezigheid van dergelijke oudedagsvoorzieningen op de balans van uw bv betekent niet dat het daardoor onmogelijk is om de bv op te heffen. Maar de bv zal dan wel eerst de verplichting aan een derde partij moeten overdragen. Ingeval van een ‘echt’ pensioen kan dat alleen een verzekeringsmaatschappij zijn. Bij een oudedagsverplichting of lijfrente kan ook een bank als uitvoerder optreden. Hoe dan ook, de bv zal moeten beschikken over voldoende liquide bezittingen – spaargeld, beleggingen e.d. – om de verplichting over te kunnen dragen. Maar ook in het geval dat de bv de verplichtingen zelf houdt en uitkeringen aan u zal moeten gaan doen, moeten hiertoe de middelen beschikbaar zijn. In beide gevallen kan dat lastig worden als het vermogen grotendeels ‘vastzit’ in leningen aan uzelf privé.
Spaarpot voor privévermogen
Wanneer u per partner meer dan € 57.000 (2023) privévermogen bezit (box 3), moet u in box 3 belasting betalen op basis van een forfaitair rendement. Voor spaartegoeden is dit 0,36% (schatting CPB). Dan betaalt u effectief 0,12% (= 0,36% x tarief: 32%) aan inkomstenbelasting in box 3. Op dit moment is het meestal niet interessant om uw spaartegoeden over te hevelen naar uw bv omdat uw spaartegoeden tegen een relatief laag forfaitair rendement belast wordt in box 3.
Uw beleggingen vallen onder 'overige bezittingen' in box 3 en hiervoor geldt een forfaitair rendement van 6,17% (2023). Hierover betaalt u 1,97%(= 6,17% x tarief: 32%) aan inkomstenbelasting in box 3. Als u een (zeer) laag rendement behaalt met uw beleggingen, kan het onder omstandigheden gunstig zijn om dit privévermogen in uw bv onder te brengen. Dat kan bijvoorbeeld door een extra storting op aandelenkapitaal te doen. Maar ook door het vermogen als lening aan uw bv beschikbaar te stellen. Gevolg is dat het vermogen op de eerst volgende peildatum (1 januari) niet meer in box 3 zit. U betaalt dan niet langer belasting over een relatief hoog forfaitair rendement over de “overige bezittingen” in box 3, maar over het werkelijke, lage rendement.
Uw privévermogen kunt u onbelast als kapitaalstorting inbrengen in uw bv. Het werkelijk rendement wordt vervolgens in de bv belast als winst tegen 19% vennootschapsbelasting, zolang de winst niet hoger is dan € 200.000. Als u het geld nodig heeft, kunt u de nettowinst uit de bv als dividend laten uitkeren en betaalt u hierover nog 26,9% box 2-belasting. De gecombineerde belastingdruk komt dan uit bij een winst tot € 200.000 op circa 40,8% over het werkelijke rendement. Zolang dat werkelijke rendement beneden ongeveer 4,8% blijft, is de totale belasting zo minder dan 1,97% box 3-heffing over het vermogen.
Laat u goed adviseren als u overweegt om privévermogen in uw bv onder te brengen. Er zitten diverse haken en ogen aan, waardoor het minder eenvoudig is dan het lijkt. Als u bijvoorbeeld vermogen als kapitaal in uw bv heeft gestort, is een notariële statutenwijziging nodig om dat vermogen later weer onbelast uit de bv te kunnen halen. Privémiddelen aan uw bv uitlenen heeft tot gevolg dat de vordering bij u privé in box 1 valt onder de ‘terbeschikkingstellingsregeling’. Deze structuur kan wel relatief eenvoudig weer ongedaan gemaakt worden, door de bv de lening terug te laten betalen aan u privé.